maandag 16 april 2012

Management Samenvatting - Opvallende conclusies LMWIZ 2012

Aangepaste wetgeving:
·         Wet investeren in jongeren (WIJ) afgeschaft per 1 januari 2012
·         Aangescherpte WWB per 1 januari 2012 (met onder meer een huishoudinkomenstoets, verplicht 4 weken werk/opleiding zoeken voor jongeren tot 27 jaar)
·         Bezuinigingen op re-integratiebudgetten
·         Bezuinigingen op WMO-budgetten in 2011
·         Wetsvoorstel overheveling AWBZ-functies naar WMO per 1 januari 2013
·         Wetsvoorstel WWNV (schrappen 70.000 SW-plaatsen, herkeuring Wajong’ers, bijstand in stappen met 14% omlaag) plenaire vergadering in de Tweede Kamer over het wetsvoorstel vanaf dinsdag 17 april 2012

Opvallende conclusies:
WERK
·         97% verwacht problemen met het re-integratiebeleid (als gevolg van groei werkzoekenden en dalend re-integratiebudget). Hoe ze hiermee omgaan:
o   Inzet op preventie van de instroom (67%)
o   Inzet op participatie via reguliere arbeid (65%)
o   Inzet op werken met behoud van uitkering (48%)
o   Inperken mogelijkheden nuggers voor deelname aan re-integratietrajecten (25%)
·         Alle gemeenten ervaren problemen bij het plaatsen van werkzoekenden.
o   Sociale problematiek bij werkzoekenden (fysieke belemmeringen, taal- en/of schuldenproblematiek) (89%)
o   Aanbod sluit niet aan bij vraag werkgever (81%)
o   Er zijn te weinig arbeidsplaatsen beschikbaar bij werkgevers (54%)
o   Vooroordeel van werkgevers tegen de doelgroep (38%)
o   Er is onvoldoende Participatiebudget beschikbaar (34%)
·         In 77% van de gemeenten kan een werkzoekende geen beroep doen op een persoonsgebonden re-integratiebudget, waarmee hij/zij meer zeggenschap krijgt over het re-integratietraject. Verschillende gemeenten geven aan dat de PRB’s zeer terughoudend worden ingezet, doordat de financiële middelen hier niet toereikend voor zijn.
·         Gemiddeld 33% afname/afbouw aantal gesubsidieerde arbeidsplaatsen tussen 2010 en 2012.
·         Nazorgactiviteiten voor het bevorderen van duurzame uitstroom: Hoewel een meerderheid van de gemeenten (65%), mensen nog steeds volgt tot zes maanden na het moment dat zij werk hebben gevonden, lijkt het moment van werkaanvaarding een nieuw ijkpunt te worden. Hierdoor is minder zicht op duurzaamheid van de uitstroom (draaideurcliënten).
·         44% van de gemeenten blijkt een periode van meer dan 6 maanden te hanteren voor het werken met behoud van uitkering, die in een deel van de gemeenten zelfs oploopt tot maar liefst vier jaar.
·         32% van de gemeenten kent een bonus toe aan mensen die werken met behoud van uitkering. Het overgrote deel daarvan (29%) betreft een aanvulling lager dan tot het minimumloon.
·         99,3% van de gemeenten verwachten problemen met de WWNV.
o   85% denkt dat er onvoldoende budget is voor de uitvoering van de wet
o   79% vermoedt dat er niet genoeg banen zullen zijn voor mensen die uit de sociale werkplaatsen de arbeidsmarkt opstromen
o   51% vreest dat betrokken burgers bij doorvoering van de wet in de financiële problemen komen.
·         Wachttijd SW loopt op naar ruim 2 jaar (22 maanden in 2009, 23 maanden in 2010, 26 maanden (schatting van gemeenten) in 2012)
·         Slechts 1 op de 5 SW-geïndiceerden kan in een voortraject worden geplaatst. Met ‘voortraject’ wordt gedoeld op een arbeidsmatige invulling van de wachttijd. Deze trajecten zijn onbetaald of worden betaald volgens een overbruggings-cao.
·         Van SW-krachten die eenmaal een baan hebben gekregen via de sociale werkvoorziening, heeft gemiddeld 45% een flexibel contract van minder dan één jaar.
·         56% van de gemeenten heeft helaas (nog) geen specifiek beleid voor het bereiken van niet-melders. De overige 44%, maakt gebruik van uiteenlopende instrumenten.

INKOMEN
·         Er is sprake van een lichte daling in de wachttijd bij aanvraag van een bijstandsuitkering. Toch is een gemiddelde wachttijd van meer dan vier weken (29,5 kalenderdagen) natuurlijk nog altijd erg lang. De gemiddelde wachttijd kan zelfs oplopen tot ruim twee maanden.
·         Helaas lijkt slechts een klein deel van de gemeenten (8%) aandacht te hebben voor de situatie van afhakers. Voor zover gemeenten onderzoek hebben gedaan, dateert dit vaak al van jaren terug.
·         De langdurigheidstoeslag is een toeslag van enkele honderden euro’s per jaar voor mensen die langdurig van een laag inkomen moeten rondkomen. Als gevolg van de aangescherpte WWB mogen gemeenten de inkomensgrens voor minimabeleid niet meer boven de 110 procent vaststellen. Er zijn nog maar heel weinig gemeenten (3,7%) waar mensen met een inkomen boven de 110 procent in aanmerking komen voor de toeslag. In vergelijking met de vorige editie is er een kleine verbetering als het gaat om de eis ten aanzien van het aantal jaren dat men op het minimum moet zitten om in aanmerking te komen voor de langdurigheidstoeslag. Het percentage gemeenten waar pas na langer dan drie jaar een toeslag wordt toegekend is gedaald van 22 naar 15 procent.
·         Burgers met een laag inkomen kunnen in aanmerking komen voor kwijtschelding van lokale heffingen zoals de onroerendzaakbelasting. De meeste gemeenten stellen de regeling open voor werkende armen, ouderen met alleen AOW en burgers met een andere uitkering dan bijstand. Dit geldt in veel mindere mate voor zelfstandigen zonder personeel: zij mogen in slechts de helft van de gemeenten (51%) een beroep doen op kwijtschelding.
·         48% van de gemeenten hanteert een versnelde procedure bij aanvragen voor de bijzondere bijstand, zodat aanvragers zonder veel rompslomp bijna direct een beslissing krijgen over hun aanvraag. Bij veel gemeenten (35,5%) geldt de versnelde aanvraag alleen voor specifieke categorieën.
·         De gemiddelde wachttijd bij de aanvraag voor schuldhulpverlening is de afgelopen jaren iets gedaald (2009: 35 kalenderdagen, 2010: 31 kalenderdagen, 2011: 27 kalenderdagen), maar niet genoeg. Het gemiddelde over alle gemeenten zit nog dicht in de buurt van de 4 weken die als maximum gaan gelden. Er zijn uitschieters naar maar liefst 200 dagen.
·         Aandacht voor het helder vastleggen en communiceren van rechten en plichten rond huisbezoeken is aan het verslappen. Veel gemeenten nemen niet de moeite om uitkeringsgerechtigden actief te
informeren over hun rechten en plichten rond huisbezoeken. Steeds minder worden rechten en plichten vastgelegd in een verordening en/of een protocol.

Rechten en plichten bij huisbezoek op welke wijze vastgelegd?

2006
2008
2010
2012
In een verordening
2
3
4
3
In een protocol
45
60
71
53
In een brochure die ter plekke wordt uitgereikt
-
7
17
18
In een brochure die van te voren wordt opgestuurd
-
10
21
11

ZORG
·         In 2011 hebben gemeenten te maken gekregen met forse bezuinigingen op het WMO-budget. Het blijkt dat bijna tweederde van de deelnemende gemeenten (65%) de uitgaven heeft beperkt door kostenbesparende maatregelen.
·         50% van de gemeenten verhogen de inkomsten door de eigen bijdragen voor WMO-voorzieningen te verhogen of door voor meerdere WMO-voorzieningen een eigen bijdrage te vragen.
·         Nog maar weinig gemeenten (24%) passen een protocol toe waarin de wijze van het zorggesprek is vastgelegd. Het protocol zorgt ervoor dat het gesprek met de burger objectief en gelijkwaardig verloopt en het biedt zekerheden waar de burger op terug kan grijpen.
·         Gemeenten hebben mogelijkheden om mensen met een laag inkomen te ontzien door van hen geen
eigen bijdrage te vragen of door minima achteraf te compenseren via bijvoorbeeld de bijzondere bijstand. Het percentage gemeenten dat geen eigen bijdrage vraagt van minima met een inkomen tot 120% van het minimuminkomen is verder gedaald ten opzichte van de vorige editie (in 2010: 11,2 %, in 2012: 6,9%).
·         De meerderheid van de gemeenten wijst minima actief op compenserende maatregelen als de bijzondere bijstand of de collectieve ziektekostenverzekering (51%).
·         Wanneer gemeenten een enkelvoudig of integraal tariefstelsel hanteren, lopen de tarieven voor een persoonsgebonden budget voor de voorziening huishoudelijke hulp I uiteen van € 11,90 tot € 23,54. Bij een differentiaal tariefstelsel ligt het laagste tarief dat door een gemeente is verstrekt op € 11,90 en het hoogste op € 25.
·         Bijna de helft van de deelnemende gemeenten  (49%) heeft alle eisen uit het kwaliteitsdocument ‘Verantwoorde hulp bij het huishouden’ in het contract overgenomen.
·         Op 19 december 2011 en op 19 januari 2012 heeft de Centrale Raad van Beroep uitspraken gedaan, waaruit blijkt dat de WMO niet toestaat inkomensgrenzen te stellen aan de aanvraag van de regiotaxi. Dit geldt ook voor WMO-voorzieningen als een hulp in het huishouden of een scootmobiel. Toch blijkt dit door 40,5% van de gemeenten wel gedaan te worden. Daarbij wordt gemiddeld een inkomensgrens van 139% van de bijstandsnorm gehanteerd.
·         Slechts drie gemeenten hebben geantwoord dat zij (nog) niet anticiperen op het kabinetsvoorstel om AWBZ-functies per 1 januari 2013 over te hevelen/decentraliseren naar de WMO. De overige gemeenten geven aan dat zij zich al voorbereiden op de voorgestelde decentralisatie.

Positieve ontwikkelingen:
·         32% van de gemeenten geeft aan het Keurmerk Blik op Werk verplicht te stellen bij (een deel van de) contracten met re-integratiebureaus.
·         Op het gebied van kwijtscheldingen doen gemeenten juist meer moeite om te zorgen dat zowel bijstandsgerechtigden als andere groepen gebruikmaken van de regeling als ze daar recht op hebben.
·         In 66% van de gemeenten vindt de aanvraag voor een WMO-voorziening in de meeste gevallen bij de aanvrager thuis plaats.
·         In 58% van de gemeenten wordt het zorggesprek gevoerd door getrainde gespreksvoerders die ‘de vraag achter de vraag’ kunnen achterhalen.
·         Bijna driekwart van de deelnemende gemeenten (72%) heeft signalering bij onveilige situaties en knelpunten in het huishouden expliciet als kwaliteitseis in het contract opgenomen.
·         Ten opzichte van de vorige editie, hebben meer gemeenten in 2012 tegen een maximumtarief van € 22 en hoger voor de huishoudelijke hulp I aanbesteed (2010: 14,3%, 2012: 34,8%).
·         Meerjarencontracten met zorgaanbieders: Het aantal gemeenten met een bestek of contract van vier jaar is toegenomen (2010: 18%, 2012: 43%). Een kleiner deel van de gemeenten (24%) heeft een contract van twee jaar afgesloten.

Best practices:
·         Heerlen: 75 punten = topscore
·         Leeuwarden: mensen die re-integreren worden gevolgd tot 24 maanden na het moment dat zij werk hebben gevonden of voor zichzelf zijn begonnen (duurzame uitstroom)
·         Zeven gemeenten (Bergen NH, Heiloo, Langedijk en het samenwerkingsverband van de gemeenten Beemster, Graft-De Rijp, Schermer en Zeevang) geven aan geen trajecten te kennen waarbij wordt gewerkt met behoud van uitkering.
·         Gemeenten die burgers eerder dan drie jaar laag inkomen recht geven op de langdurigheidstoeslag, zoals in de Drechtsteden (Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht), Dalfsen, Baarle-Nassau, Maassluis en Vlaardingen.
·         De gemeente Doetinchem wil kosten besparen door in samenwerking met een zorgverzekeraar een gemeentepolis te ontwikkelen voor burgers met een laag inkomen en met een WMO-indicatie. De polis prikkelt tot doelmatig zorggebruik en reduceert de uitvoeringslasten voor gemeente en verzekeraar.
·         De gemeenten ’s-Hertogenbosch en Helmond hebben met het CAK een regeling getroffen waarbij de eigen
·         bijdrage wel door het CAK wordt opgelegd, maar niet bij de minima wordt geïnd. Deze werkwijze blijkt voordelig als minima gebruikmaken van een AWBZ- en WMO-voorziening.
·         De gemeente Woudenberg is de enige gemeente die, in lijn met het adviestarief van Abvakabo FNV, tegen een tarief van €25 heeft aanbesteed. De gemeenten Eindhoven (€24,45), Horst aan de Maas en Roermond (€24,39), Veldhoven (€24,33) en Sint-Michielsgestel (€24,21) liggen dicht bij dit adviestarief.
·         De gemeente Borsele heeft een contract van 6 jaar en de gemeente Woudenberg heeft zelfs een contract van tien jaar afgesloten met zorgaanbieders.

Aanbevelingen:
·         Zoek de grenzen van het beleid op om toch enigszins sociaal beleid te kunnen voeren.
·         Gemeenten kunnen het bereik van hun minimaregelingen vergroten, zodat minder mensen buiten de boot vallen: geef mensen na 3 jaar recht op de langdurigheidstoeslag (een toeslag voor mensen die langdurig moeten rondkomen van een laag inkomen), inkomensgrens niet lager dan 110% van het sociaal minimum voor minimabeleid, onderzoek naar ‘afhakers’ en ‘niet-melders’;
·         Gemeenten kunnen de wachtlijsten voor de sociale werkvoorziening terugdringen: gun opdrachten aan het SW-bedrijf;
·         Gemeenten kunnen adequate tarieven afspreken zodat de thuiszorg aan kwaliteitsnormen kan voldoen: minstens 24,50 euro per uur.
·         Geen eigen bijdrage vragen van minima voor zorgvoorzieningen.




Geen opmerkingen: